Kleine groengebieden, bijvoorbeeld groene binnengebieden, hebben geen grote invloed op het stadsklimaat maar wel op het microklimaat. Kleine groengebieden zijn oases in het stedelijk gebied waar de lucht- en oppervlaktetemperaturen, door schaduw van de bomen en de minder opgewarmde onverharde oppervlaken, lager blijven. Er zijn nog veel onbenutte mogelijkheden in de stad voor de aanleg van kleinschalig groen, zoals tussen de rails van trambanen en op de plaats van ongebruikt verhard oppervlak.
Parken met afmetingen vanaf 2,5 ha hebben een duidelijk koelend effect op de omgeving. Idealiter zijn de parken ingericht met graslanden en struiken en een losse boomaanplant zodat wind er vrij onbelemmerd erdoorheen kan strijken. Het koelend effect ontstaat door de evapotranspiratie en de schaduw. Vooral ‘s nachts is het koelend effect door luchtuitwisseling met de omgeving het grootst. Het uitstralende effect is ongeveer gelijk aan de halve diameter van het park.
Netwerken van kleinere met elkaar verbonden groengebieden functioneren op een vergelijkbare manier. Ministerium für Klimaschutz NRW, 2011
Zie ook de maatregel: Ontharden en bodemverbeteren: Tegels eruit, groen erin.
.