In Amerika [EPA, 2008] zijn studies uitgevoerd naar het effect van verhardingsmaterialen op de oppervlakte- en luchttemperaturen van steden. Aangezien verhardingsmaterialen 30% tot 40% van het stedelijk oppervlak bedekken hebben ze een belangrijk aandeel in de stedelijke opwarming. Asfalt en beton kunnen in de zomermaanden circa 45°C tot zelfs 70°C warm worden. Deze warmte wordt in het materiaal opgeslagen en ook doorgegeven aan de ondergrond; bij heftige zomerse buien wordt deze warmte ook doorgegeven aan het regenwater dat over de verharding naar het oppervlaktewater stroomt.
Een lichte kleur van het verhardingsmateriaal heeft over het algemeen een positieve invloed op het lager houden van de oppervlaktetemperatuur maar van grotere betekenis is de doorlatendheid voor water en lucht van het materiaal.
Van belang voor het effect dat verhardings-materialen hebben op de oppervlaktetemperatuur en de luchttemperatuur erboven zijn de reflectie, de thermische absorptie-eigenschappen, de ruwheid van het oppervak, de warmtetransport- eigenschappen, de emissiviteit en de doorlatendheid voor lucht en water.
In de praktijk betekent dit dat er zoveel mogelijk halfverharding moet worden toegepast omdat deze water en luchtdoorlatend is, een geringere warmteopslag hebben maar vooral ook door verdamping koeler blijven. Lichte verhardingsmaterialen zoals lichte klinkers en betonsteen zijn beter dan zwart asfalt. Vervuiling heeft echter wel een negatief effect. Dit effect is bij lichte wegen nog sterker dan bij witte daken.
Asfaltcollectoren zijn een mogelijkheid om de opgeslagen warmte van het materiaal te benutten en zo het asfalt te koelen.