EVA-Lanxmeer: Levend Lab

Eva Lanxmeer, Culemborg © atelier GROENBLAUW, Madeleine d'Ersu

Als een particulier initiatief startte begin jaren ‘90 het project EVA-Lanxmeer in Culemborg. Streven was de ontwikkeling van een duurzame en milieubewuste samenleving. EVA-Lanxmeer is inmiddels uitgegroeid tot een landelijk en internationaal voorbeeld voor duurzame stedenbouw, waarbij ook de sociale en maatschappelijke ontwikkelingen centraal staan.

EVA-Lanxmeer is een coproductie van de gemeente Culemborg en Stichting E.V.A. (Ecologisch Centrum voor Educatie, Voorlichting en Advies). Voor het ontwerpen en ontwikkelen van de stedenbouwkundige plannen zijn de volgende uitgangspunten opgesteld:

  •  “inventarisatie van de Genius Loci: de bestaande kwaliteiten van de plek die bewaard moeten blijven en/of versterkt kunnen worden
  • het zoveel mogelijk sluiten van stof- en energiekringlopen en zichtbaar maken van natuurlijke kringlopen
  • optimale verbinding van landschappelijke elementen en architectuur
  • optimale inbedding van duurzame, waterhuishouding en duurzame energievoorziening in het stedenbouwkundig plan
  • ontwerpen van ‘ontmoetingsplekken’ en voorwaarden scheppen voor eigen initiatieven van bewonersparticipatie van toekomstige bewoners en gebruikers bij ontwerp en beheer van de wijk.”

EVA-Lanxmeer, 2012

Duurzaamheid

EVA-Lanxmeer ligt rondom een waterwingebied met een oude markante watertoren. In het beschermde waterwingebied vormen oude hoogstamappelbomen en populieren een groene zone. Oude landschappelijke kenmerken en ecologische kwaliteiten zijn in het stedenbouwkundig plan opgenomen. Duurzame water- en energiehuishouding vormen een onderdeel van de wijk. Een van de uitgangspunten was dat de kwaliteit van de gebouwde omgeving zoveel mogelijk moet bijdragen aan het welzijn van mensen die er wonen en werken. De bebouwde omgeving is een belangrijk pedagoog en speelt een grote rol bij de opvoeding en ontplooiing van kinderen. Daarom was participatie van toekomstige bewoners en gebruikers vanaf het begin een onderdeel van het interdisciplinaire planproces.

De ambities waren zeer hoog, integraal, grensverleggend in techniek en bewonersinvloed. Daarnaast gold de bewoningsfase (bewonersgedrag) als integraal onderdeel van het concept en dient EVA-Lanxmeer als voorbeeldproject om kennis te vergaren en over te dragen.

Proces

Het initiatief voor het project ligt bij Marleen Kaptein. Begin jaren negentig ontwikkelde zij de grondgedachte voor het planconcept. Zij participeerde in een breed netwerk en zocht de samenwerking met ontwerpers, architecten en wetenschappers. Later is een stichting gevormd met een indrukwekkend bestuur en comité van aanbeveling. Vanuit deze stichting heeft Marleen Kaptein de kwaliteit van het project mede weten te bewaken en is ze zelf een permanente bron van inspiratie geweest.

Haalbaarheidstudie

De haalbaarheidsstudie is nooit officieel afgerond maar min of meer vloeiend overgegaan in de feitelijke planontwikkeling. De aanvankelijke scepsis verdween omdat door de inbreng van deskundigen het concept en het proces steeds duidelijker werden. Ook omdat er van buitenaf van verschillende kanten steun kwam voor het plan. De besluitvorming kwam in een versnelling toen bij doorrekening bleek dat het nog globale programma van eisen een gunstige invloed had op de grondexploitatie. Er is veel aandacht besteed aan het krijgen van draagvlak. En er werden gesprekken gevoerd met direct en indirect betrokken instanties.

Programma- en ontwerpfase

De programmafase eindigde formeel gezien bij de vaststelling van het programma van eisen. In de praktijk is het project zich echter door blijven ontwikkelen en zijn er kansen en mogelijkheden ontstaan èn benut die bij de vaststelling van het programma van eisen nog niet bekend waren. Dit is een specifiek en vooraf bedoeld kenmerk van dit project (‘ontdekkingstocht in plaats van marstempo’).

Een ander geheel eigen kenmerk van deze fase van het proces is de voortdurende wisselwerking tussen programma (sporen), bewonersinvloed en de vertaling in stedenbouwkundige concepten. Er is een iteratief proces ontstaan, waarbij de opgave was om theorie en praktijk bij elkaar te brengen.

Planbegeleiding en -toetsing

De in het programma van eisen vastgelegde ambities en de algemene filosofie van het project werden door een speciaal daartoe opgerichte projectgroep per project getoetst. In deze gemeentelijke projectgroep hadden een externe projectleider, de gemeentelijke stedenbouwkundige, de gemeentesecretaris, de externe stedenbouwkundige supervisor en de externe landschapsarchitect zitting. De projectgroep toetste elk project aan de EVA-uitgangspunten tot en met het moment van de indiening van de bouwaanvraag. Pas op dit moment kon de grond worden overgedragen. De projectgroep had afspraken gemaakt met zowel gemeentelijke toetsende afdelingen alsook met de welstandcomissie over de gehanteerde criteria.

Door deze projectstructuur konden de EVA-uitgangspunten gegarandeerd worden zonder dat het reguliere bouwplantoetstraject een vertragende factor in de planontwikkeling werd.

Uitvoering 

In het zoeken naar mogelijkheden om de vele ambities financieel haalbaar te maken is door het gemeentebestuur een unieke keuze gemaakt om de ontwikkelingskosten van het woningontwerp (tot en met het bestek) vóór te financieren. Omdat een grote groep potentiële bewoners zich had aangemeld, was het risico voor de gemeente beperkt. Na het ondertekenen van de koopaktes is het bouwrisico overgenomen door de aannemer. De uitvoering van de woningbouw is verdeeld in vier fasen. In het overleg over de eerste fase zijn vijf stappen te onderscheiden:

  • Meedenken van de toekomstige bewoners over de verkaveling en woningtypen; om mensen in contact te brengen met hun gevoel, is ook een bezoek gebracht aan het gebied.
  • Bewonersavonden waarbij op het voorlopig ontwerp kon worden gereageerd.
  • De keuze voor een basisontwerp (om kostenredenen) met variatiemogelijkheden (bijvoorbeeld balkons, serres en zonnecellen).
  • Gesprekken met de architect over individuele aanpassingen (na inschrijving en het storten van een garantiebedrag).
  • Bewonersbijeenkomsten over de inrichting van de binnenhoven (onder leiding van de landschapsarchitect).

Particuliere initiatieven

Naast de seriematige projecten stond het project nadrukkelijk open voor particuliere initiatieven, zowel individueel als collectief. Er zijn diverse particuliere initiatieven gerealiseerd. Zie ook het elders beschreven Kwarteel-project.

Participatie

Het meedenken, mee-ontwerpen, meebeslissen en uiteindelijk het meebeheren door bewoners is een draad die verweven is in het hele planproces. Na het moment dat Culemborg als een serieuze locatie onderzocht kon gaan worden (haalbaarheidsstudie) groeide het aantal belangstellende bewoners vrij snel. Ook omdat het planconcept al van af het vroegste moment de belangstelling had van de (vak)pers. In de zomer 1997 is in ateliervorm door een ontwerpteam gewerkt aan de opzet van een stedenbouwkundig programma van eisen en de vertaling daarvan in een stedenbouwkundig plan. De resultaten van de workshops en ook het bewonerswerkboek werden als basisinformatie gebruikt.

Een belangrijk inzicht is dat er balans moet zijn tussen het voortdurend oog houden op de ambities en de harde werkelijkheid van de bouw. Het zoeken van deze balans was de kern van de organisatie. De stichting EVA heeft een doorslaggevende rol gespeeld om de ideële basis van het concept overeind te houden.

Bijzondere proceskenmerken zijn:

  • Het ‘duurzame verhaal’ als verbindend en stimulerend element.
  • Gemeente heeft alle gronden vooraf verworven.
  • Draagvlak bij bestuur en betrokken organisaties (waaronder nutsbedrijven) is stapsgewijs ontstaan.
  • Bewoners zijn op het planconcept afgekomen, daardoor bestaat er een zekere mate van geestverwantschap. De keuze om vanuit een concept te beginnen (en dus niet bij bewoners) is principieel.
  • Topdown – bottum up: het zoekend realiseren van een zeer ambitieus planconcept en tegelijkertijd bewoners zoveel mogelijk invloed willen geven zijn twee bewegingen die op gespannen voet staan met elkaar. In dit project is het redelijk goed verlopen omdat bewoners zich in grote meerderheid hebben verbonden met de doelstellingen van het project.
  • Het zoeken naar samenhang (integraliteit) en nieuwe technieken is kenmerkend geweest voor het planvormingsproces.

Organisatiekenmerken waren:

  • Het samengaan van particulier en gemeentelijk initiatief.
  • Ruimte voor particulier initiatief houdt ambitieniveau en dynamiek hoog.
  • Brede projectorganisatie, met dynamische bestuurlijke aansturing en ruim mandaat voor de projectgroep.
  • Gedeeld opdrachtgeverschap (Stichting en Gemeente).
  • Het proces is georganiseerd rond: (brede) kennisinbreng, samenwerking met betrokken instanties.
  • Bewonersinvloed, veranderbaarheid (open en dynamisch), vergaren van kennis en ervaring, stapsgewijze verbeteringen. Middelen waren: workshops, ateliers, expertmeetings, bewonersbijeenkomsten, een actief participerende bewonersvereniging.
  • Extern georganiseerd projectbureau.
  • Gemeente als risicodragend opdrachtgever voor woningbouwplannen (tot de verkoop).
  • Veel externe vakspecialisten. Selectie op basis van kennis, innovatief vermogen, geestverwantschap.
  • Formeel erkende rol voor de bewonersorganisatie, in de planontwikkelings- en bewoningsfase.
  • Beheerstaken openbare ruimte overdragen aan bewoners.

Succesfactoren

De volgende succesfactoren zijn uit het proces gedestilleerd:

  •  Kwaliteit als vertrekpunt en randvoorwaarde voor EVA-Lanxmeer. 
  • Bestuurslef voor realisatie ambities duurzame ontwikkeling.
  • Een deskundige en onderzoekende projectorganisatie.
  • Mensen mochten zelf projecten aandragen maar het kwaliteitsoordeel werd binnen het projectteam bepaald.
  • Complementaire multidisciplinaire teams.
  • Nuchter Programma van Eisen; met beide benen op de grond.
  • Sterke integrale visie met een sterk verhaal als drager van het proces.
  • Het verhaal is steeds weer verteld en gecommuniceerd.

Goed Management en Advies, 2002 Struben, Goed, 2011

Voor meer informatie zie: 

www.EVA-Lanxmeer.nl 

Literatuur