Wadi’s: aanbevelingen voor ontwerp, aanleg en beheer

Ruwenbos wadi, Enschede, © atelier GROENBLAUW, Amar Sjauw En Wa

Deze publicatie maakt de resultaten van een zes jaar durend onderzoek naar een wadi in Enschede toegankelijk. Dit onderzoek richtte zich met name op de manier waarop de wadi hydraulisch en milieuhygiënisch functioneert. Daarnaast gaat de publicatie in op ervaringen met andere wadisystemen in Nederland. Samen met de richtlijnen uit omringende landen leidden al deze ervaringen tot ontwerprichtlijnen voor wadisystemen. Deze publicatie biedt dan ook aanbevelingen voor het ontwerp, de aanleg en het beheer van wadi’s. Hoewel de publicatie dateert uit 2006, is deze in zijn breedte en diepte nog steeds van belang voor een ieder die overweegt een wadi aan te leggen.

Stedelijke gebieden hebben vaak te kampen met problemen met de waterhuishouding. Veel van deze problemen ontstaan doordat conventionele rioolsystemen regenwater dat vanaf verharde oppervlakken stroomt, te snel afvoeren. Kenmerkend voor stedelijke gebieden zijn de zogenaamde piekafvoeren. Piekafvoeren zijn perioden waarin in een korte tijd veel water in het rioolsysteem terechtkomt. Bij veel neerslag heeft het rioolstelsel te weinig capaciteit om het water te bergen en naar de rioolwaterzuivering af te voeren. Naast mogelijk water op straat storten de rioolstelsels dan over op oppervlaktewater en veroorzaken vervuiling daarvan. Een derde probleem is watertekort in de zomerperiode. Een vierde probleem is de grondwateroverlast.

In de wijk Ruwenbos in Enschede is begin jaren negentig van de vorige eeuw het eerste wadisysteem van Nederland aangelegd. Het verenigt groene zones met regenwaterberging, -infiltratie, -transport en drainage en voorziet in die zin in een oplossing voor de problemen van een conventioneel rioolstelsel. Het systeem, gebaseerd op het Duitse Mulden Rigole System, bestaat uit reeksen geschakelde ondiepe greppels met daaronder een drainagesleuf die voorzien is van een drainagebuis.

De wadibodem bestaat uit grond die qua samenstelling zo is gekozen dat deze zowel een goede bodem voor de vegetatie is als dat deze voor de situatie optimaal infiltreert. De drainagesleuf bestaat uit een in geotextiel ingepakt pakket met granulaat met erin een drainagebuis; deze sleuf bergt het water tot een bepaald niveau en totdat het via de wanden en de bodem in de ondergrond infiltreert. Boven dat bepaalde niveau treden lokale overstorten (‘slokoppen’) in werking die het water direct in de drainagebuis leiden. Deze drainagebuis volgt het verloop van de wadi van compartiment tot compartiment en fungeert uiteindelijk als overstort van het systeem. Onderweg kan het water nog steeds in andere compartimenten van de wadi met grond die mogelijk wel water op kan nemen, infiltreren.

In de uitvoering van de wadi’s in Ruwenbos wordt het regenwater van de daken in de wijk bovengronds verzameld en via goten in de straten geleid naar de wadi. De wadi’s leiden uiteindelijk naar oppervlaktewater in de vorm van grote vijvers aan de rand van de wijk. De maximale bergingshoogte in de wadi is instelbaar en bedoeld om een zomer- of een winterpeil in te stellen; boven dat maximum wordt in de regelputten aan het eind van wadicomponenten direct overgestort in de drainbuizen. Ook kan de berging volledig worden uitgezet. En als de grondwaterstand tot in de drainbuizen rijkt, beginnen deze het geïnfiltreerde water en het overtollige grondwater af te voeren ofwel het gebied te draineren tot het grondwaterpeil weer acceptabel is.

Het rapport behandelt alle fasen van de realisatie van dit systeem: van planvorming, haalbaarheidsstudie, dimensionering en aanpassingen tot beheer en onderhoud. Daarnaast beschrijft het de tijdens een onderzoek naar het functioneren van het systeem van 1999 tot 2005 opgedane ervaringen: hoe de wadi gemonitord werd, wat de bewoners van de wadi’s vinden, hoe de wadi’s bleven presteren, het verloop van de infiltratiegraad, de doorlatendheid van bodem en het geotextiel rond het granulaatpakket, het voorkomen van kale plekken in de grasmat, de aanpassingen die in de loop van de jaren zijn gedaan, het benodigde onderhoud en de organisatie daarvan, etc. Het eindigt met richtlijnen voor het aanleggen van wadi’s, opnieuw van planvorming tot onderhoud en vergelijkt deze met die in Duitsland, België en Engeland.

Qua kosten is de conclusie dat een wadi per strekkende meter duurder is dan een rwa-riool maar dat een wadi goedkoper is dan een rwa-riool als wordt omgerekend naar kosten per m2 aangesloten verhard oppervlak. Onderhoud aan een wadi is duurder maar hierbij moet men bedenken dat de wadi’s meteen ook groenstroken vormen die er bij een rwa-riool ook (gedeeltelijk) zouden moeten zijn; dan zou een deel van de kosten voor rekening van groenbeheer komen. Onderhoud is belangrijk om de wadi in goede conditie te houden en er is afstemming tussen de verschillende gemeentelijke diensten voor nodig.

Door de bodeminfiltratie te combineren met de groenvoorziening in de wijk, hoeven de wadi’s niet meer ruimte in beslag te nemen dan in traditioneel opgezette wijken.

Over de tijd bleven de wadi’s goed presteren: de leeglooptijd van de wadi’s lijkt niet op te lopen; dichtrijden van de toplaag, dichtslibben van gras tot geotextiel, er zijn vele condities die daartoe zouden kunnen leiden en dus oplettendheid en bewustwording bij de bewoners verlangen. Wel zijn microverontreinigingen zichtbaar in het grondwater en de toplaag van de wadi; deze zijn te herleiden tot grondstoffen van de verharding maar er is langduriger onderzoek nodig om te bepalen of deze een probleem vormen. Bewoners leken eigenlijk alleen maar positiever te worden over het wonen in een wadi-wijk. Een struikelblok voor een aantal van hen was de hobbelige vormgeving van de gelijkvloerse kruispunten van straat en wadi, de voorden. Ook zou een groot deel van hen meer informatie wensen over de regels waar men zich aan moet houden en zouden ze aanvullende manieren van waterbeheer zoals regenwatergebruik in de woning waarderen.