Inleiding
Stadslandbouw krijgt steeds meer aandacht in Nederland. De bewoners van de dichtbevolkte Randstad en ook daarbuiten bezoeken met hun kinderen de niet alleen in Nederland goed ingeburgerde kinderboerderijen, maar er is behoefte aan meer. De vlakbij Zoetermeer gelegen biologische boerderij met publieksfuncties ‘t Geertje’ kan de bezoekersstromen in het voorjaar en de zomer nauwelijks aan. In de meeste steden wereldwijd is meer behoefte aan grond voor moestuinen dan beschikbaar is. In Berlijn tuinieren 80.000 huishoudens in moestuinen en is er een wachtlijst van 16.000 Deelstra et al., 2008. De activiteiten in de kindertuinen in Delft bijvoorbeeld zijn meestal overtekend. Dit zijn maar enkele voorbeelden die een behoefte laten zien. Het initiatief ‘Eetbaar Rotterdam’ onderzoekt de mogelijkheden van voedselproductie in een metropool.
Rotterdam maakt deel uit van een internationale beweging. In New York, Londen en Berlijn is ‘urban gardening/farming’ in verschillende gedaanten al enkele jaren een niet meer weg te denken verschijnsel. In New York zijn er al sinds de jaren 70 ‘community gardens’; in andere steden is dit een recente ontwikkeling.
Wat nieuw is in de ontwikkeling van de nieuwe stadslandbouw is dat de tuinen niet meer individuele oases van rust zijn om je als individu terug te trekken, maar dat de productie-stadstuinen over het algemeen plekken van ontmoeting en van gemeenschappelijke activiteiten vormen. De meest recente stadstuinen in New York, Londen en Berlijn zijn even kleurrijk en verschillend als de steden zelf. Ze openen zich naar de stad en nodigen uit om deel te nemen. Müller, 2011
De motivatie van de deelnemers aan deze nieuwe beweging is divers: van de wens om tenminste een deel van het eigen voedsel te kweken, het liefst ecologisch, meer natuur in de stad te brengen tot om een concrete bijdrage te leveren aan het afremmen van een verdere vernietiging van de regenwouden voor voedselproductie. Ook speelt er een politiek getint belang om een discussie aan te gaan met de gemeentelijke overheid hoe ze de binnenstedelijke grond zou moeten gebruiken. De nieuwe stedelijke moestuin verbreedt het blikveld op de wereld en is geen terugtrekkende beweging. De nieuwe moestuin biedt ruimte voor zelfexpressie en autonomie in gemeenschappelijkheid en geeft een stukje onafhankelijkheid van de consumptiemaatschappij Müller, 2011. Michelle Obama heeft door het aanleggen van een ecologische moestuin naast het Witte Huis thema’s als gezondheid, gemeenschappelijkheid en lokale voedselproductie, maatschappelijk aanvaardbaar gemaakt.
De westerse metropolen volgen op een kleurrijke manier een wereldwijde tendens naar meer voedselproductie in de stad door het realiseren van urbane tuinen en de bijbehorende cultuur van het zelfdoen en het herstellen van lokale relaties tussen voedingsproductie en -consumptie. Dit is misschien een reactie op de steeds groter wordende verbanden in de digitale wereld. De nieuwe stadstuinen in de westerse metropolen raken naast de thema’s lokale voedselproductie en stadsecologie ook nieuwe vormen van democratie. Opmerkelijk is het initiatief van het internetplatform
‘mundraub.org’ dat aangeeft waar gratis geoogst kan worden. Verweesde kersen, appelbomen en bessen krijgen zo weer een functie. Müller, 2011
Geschiedenis
Stadslandbouw is geen nieuwe ontwikkeling. In het verleden was stadslandbouw een vanzelfsprekendheid en in veel metropolen van de wereld is dat nog steeds zo. Steden ontwikkelden zich onder andere daar waar vruchtbare gronden waren. Veel stadsbewoners waren kleine boeren die hun producten direct in de stad verkochten. Toen de steden doorgroeiden tijdens de industrialisatie in het begin van de 20e eeuw en ziekten, ondervoeding en gebrek aan goed voedsel een probleem werden, hebben stedenbouwkundigen zoals Bruno Taut, Martin Wagner en de landschapsontwerper Leberecht Migge veel arbeiderswijken zo ontworpen dat men er vergaand zelfvoorzienend kon leven met een gesloten nutriëntenkringloop. In tijden van recessie en crisis, zoals ook tussen de eerste en tweede wereldoorlog, heeft dat veel mensen in Berlijn en Frankfurt helpen overleven. Ook de ontwerpen van de tuinsteden van Ebenhezer Howard waren gebaseerd op een vergaande zelfvoorzienendheid.
“In Europa was urbane landbouw tot de vorige eeuwwisseling een belangrijk onderdeel van het leven in de stad. In 1890 was een zesde van de oppervlakte van Parijs (1600 ha Les Marais) in gebruik voor de productie van meer dan 100.000 ton groenten per jaar. Hiervoor werd jaarlijks 1 miljoen ton paardenmest verzameld, bijproduct van het toenmalige Parijse vervoersysteem. Afvalwater werd gebruikt voor irrigatie. Een jaarproductie van drie tot zes oogsten was mogelijk door gebruik te maken van het stadsklimaat en daaraan aangepaste teelttechnieken:
- de bouw van twee meter hoge muren rond de percelen
- het gebruik van glazen lokken en cloches als vorstbescherming
- het aanwenden van de warmte en de koolstofoxide die tijdens het fermentatieproces van de paardenmest vrijkomen
- stromatten om het gewas te beschermen tegen slechte weersomstandigheden.”
In veel steden in Azië, Afrika en Zuid-Amerika is stadslandbouw nog een essentieel onderdeel van de voedselproductie. Zie onderstaande tabellen.
Stad | % gedeelte voedselproductie in stadslandbouw |
---|---|
Berlin, Germany | 20% ( 4% op een wachtlijst voor gezamenlijke moestuinen) |
Kampala, Uganda | 33% |
London, UK | 14% |
Maputo, Mozambique | 37% |
Moscow, Russia | 65% in 1991, ten opzichte van 20% in 1970 |
Nairobi, Kenia | 20% |
Ouagadougou, Burkina Faso | 65% |
Suva, Fiji | 40% |
United States | 25% |
Yaounde, Cameroon | 35% |
Stad | % van voedselbehoefte gedekt door stadslandbouw |
---|---|
Dakar, 1994 | 70% groenten 65 – 70% kip |
Dar es Salaam, 1999 | 60% melk 90% groenten |
Jakarta, 1999 | 10% groenten 16% fruit 2% rijst |
La Paz,1999 | 30% groenten |
Shanghai, 1999 | 60% groenten 100% melk 90% eieren 50% varken, gevogelte |
Sofia,1999 | 48% melk 53% aardappelen 50% groenten |
Actuele situatie
Ook vandaag wordt nog een deel van het voedsel, wereldwijd circa 15%, in de steden geproduceerd. Het is waarschijnlijk dat dit percentage de volgende 20 jaar gaat verdubbelen, voornamelijk als gevolg van de toename van stadslandbouw in de ontwikkelingslanden. Maar ook in Rusland en Noord-Amerika groeit het percentage urbane landbouw. De producten variëren: groente, zuivel en vlees UN, 2010.
Door de Verenigde Naties en de internationale landbouworganisaties wordt aangegeven dat door het opraken van de aardolie die nodig is voor de productie van kunstmest, pesticide, het transport van de grondstoffen voor voedselproductie (bijvoorbeeld soja uit Zuid-Amerika voor de veeteelt in Europa) en het transport van de voedingsmiddelen zelf over de hele wereld, onze vorm van landbouw niet geschikt is om ons in de westerse landen en de bewoners van de zich ontwikkelende landen in de toekomst te voeden. De internationale landbouw en voedselorganisaties gaan ervan uit dat landen als China en India een meer kleinschalige en regionale landbouwproductie moeten handhaven. In de 14 grootste Chinese steden wordt meer dan 85% van de groenten in de stad geproduceerd. UN, 2010 Cuba is al jaren geleden gedeeltelijk overgestapt op ecologische landbouw in of in de buurt van de stad en het inrichten van lokale markten. In Cuba is deze ontwikkeling gemotiveerd door het gebrek aan aardolie. In steden zoals Rio de Janeiro, Buenos Aires maar ook in New York, geven de gemeenschappelijke tuinen juist het arme bevolkingsdeel weer meer zelfstandigheid, meer sociale cohesie en helpen zo in het emancipatieproces. Aan de andere kant staan de gronden van stadslandbouw en daarmee de productie in de stad onder druk. In China en India wordt er steeds meer vlees en graan gegeten en neemt de bevolking toe, waardoor meer landbouwgrond nodig is en tegelijkertijd wordt in China 20% van de beste landbouwgrond opgeofferd aan de bouw en uitbreiding van nieuwe steden. Müller, 2011
Het wereldlandbouwrapport van 2010 dat 500 wetenschappers in opdracht van de Verenigde Naties en de Wereldbank vervaardigd hebben concludeert dat de industriële landbouw, onder andere vanwege het enorme grondstoffengebruik en de afhankelijkheid van aardolie, niet in staat is de mensheid te voeden. Het wereldlandbouwrapport beveelt het herstel aan van kleinschalige landbouw vooral in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Weltagrarbericht, 2011
Wat is stadslandbouw?
Wij geven hier geen definitie van wat stadslandbouw precies is. Alles wat eraan bijdraagt om een deel van het voedsel voor de stad in de stad te produceren rekenen wij tot stadslandbouw en alles wat de stadsbewoners weer of meer in contact brengt met de voedselproductie rekenen wij tot een aspect van stadslandbouw: kindertuinen, stadsboerderijen als werkplekken voor gehandicapten, tuinen in de nabijheid van restaurants, moestuinen op daken, moestuinen als ontmoetingsplaats en uiteraard commerciële productieboerderijen in of nabij de stad, zijn allemaal aspecten van het terugbrengen van voedselproductie naar de stad.
Door het Research Center on Urban Agriculture and Food Security (RUAF) worden acht categorieën van stadslandbouw omschreven.
Niet commerciële stadslandbouw:
- Microfarming op balkons, dakterrassen, tuinen en vensterbanken; de opbrengst is voornamelijk voor eigen gebruik of wordt aan vrienden en familie uitgedeeld. Er worden groenten, fruit, kruiden en bloemen geteeld, soms aangevuld met het houden van kippen en konijnen.
- Volkstuinen op speciaal hiervoor aangewezen gronden; ook hier wordt voornamelijk voor de eigen behoefte geteeld en uitgedeeld aan vrienden en familie en is er geen commerciële doelstelling.
- Institutionele tuinen die voornamelijk een educatieve, therapeutische of sociale doelstelling hebben binnen ziekenhuizen, scholen, gevangenissen, enzovoorts.
Marktgeoriënteerde stadslandbouw:
- Kleinschalige (half)commerciële akkerbouw- en tuinbouwbedrijven die groenten, fruit, kruiden en planten kweken en meestal aan de stadsrand gesitueerd zijn. Deze bedrijven produceren voor eigen gebruik en voor de markt.
- Kleinschalige (half)commerciële veeteeltbedrijven of aquacultuurbedrijven houden pluimvee, hebben een aantal koeien en varkens of kweken vis en schaaldieren. Ze produceren voor eigen gebruik en voor de markt.
- Gespecialiseerde bedrijven produceren producten zoals paddenstoelen, potplanten, bloemen, enzovoorts. Ze produceren voornamelijk voor de markt en kunnen uitgroeien tot grotere bedrijven.
- Grootschalige agrobedrijven die meestal aan de stadsrand gesitueerd zijn, verregaand gespecialiseerd zijn, van geavanceerde technologie voorzien zijn, meststoffen en krachtvoer gebruiken. Ze produceren voor de markt. Hiertoe behoort in Nederland bijvoorbeeld ook de glastuinbouw in de nabijheid van de stad.
- Multifunctionele stadslandbouwbedrijven leveren naast landbouwproducten ook diensten als boerderijtoerisme, educatie, recreatie, agrarisch natuurbeheer, zelfplukboerderij, etcetera. Ze liggen voornamelijk aan de rand van de stad maar soms ook in de stad (bijvoorbeeld kinderboerderijen).
Daarnaast zijn er nog andere vormen van stadslandbouw in de westerse metropolen zoals:
- ‘Guerilla gardening’. Hierbij worden braakliggende terreinen of daken in de stad tot tuin omgevormd meestal gepaard met ludieke acties.
- Multiculturele tuinen of buurtmoestuinen zijn opgezet om tuiniers van verschillende nationaliteiten een ontmoetingsmogelijkheid te bieden. In Duitsland bestaan sinds de jaren ‘90 dergelijke tuinen op grote schaal. Ook in Nederland is het geen onbekend verschijnsel.
Duurzaamheid
Door meer stadslandbouw kunnen stofstromen efficiënter worden, organisch huishoudelijk afval kan weer als mest gebruikt worden bij de voedselproductie, de transportwegen zijn korter en dus energie-efficiënter. Stadslandbouw vergroot de sponswerking van de stad en verzacht hittestress. Kleinschalige en ecologische landbouw gaat goed samen met het vergroten van biodiversiteit. Over het algemeen zijn steden ontstaan op vruchtbare plekken, want in het verleden was een directe voedselvoorziening noodzakelijk. Transport en opslag was maar beperkt mogelijk. Stadsboerderijen en stadslandbouw hebben een educatieve en, mits ze toegankelijk zijn, een recreatieve waarde. Het integreren van stadslandbouw kan zelfs economisch interessant zijn omdat het de kosten voor groenbeheer voor de gemeente verlaagt. Stadslandbouw kan ook een bijdrage leveren aan de energievoorziening door de productie en vergisting van biomassa en door organisch afval uit de stad te verwerken. Vrijkomende gronden in steden zijn vaak vervuild. Dit vergt onderzoek en sanering voordat er getuinierd kan worden. Vaak moet er ook aandacht besteed worden aan het verbeteren van de bodemkwaliteit.
Gezonder voedsel
Over het algemeen worden in stadsboerderijen en moestuinen minder kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt. Uit het oogpunt van gezondheid zijn het minder gebruik van bestrijdingsmiddelen in de stadslandbouw en de kortere transportwegen die resulteren in versere producten een extra argument voor meer stadslandbouw. De kleinschaligere productiemethoden maken ook de aanplant van minder bekende soorten weer mogelijk zoals de ‘vergeten groenten’.
Onafhankelijkheid van grootschalige voedselproductie en voedselprijzen
Het zelf kunnen produceren van voedsel is op veel plekken in de wereld een instrument tegen honger en armoede. Dit kan tegenwoordig zelfs voor ontwikkelde landen gelden gezien het stijgende aantal mensen dat gebruik maakt van voedselbanken.
Biodiversiteit
Kleinschalige landbouw en de vele kleine voedselproducenten zijn belangrijk voor het behoud van de diversiteit van zaaigoed. Enkele grote agrobedrijven proberen op het ogenblik octrooi aan te vragen voor zaaigoed en zouden zo controle over de hele voedselketen kunnen verkrijgen. De vele kleine producenten vormen een tegenwicht tegen deze monopolies. Binnen de grote productiebedrijven worden veel minder rassen verder ontwikkeld dan in kleine moestuinen en ecologisch werkende bedrijven. Bij deze laatste groep is ruimte voor minder grote exemplaren komkommers, meer soorten tomaten en voor de commercieel minder interessante ‘vergeten groenten’.
In een ecologisch gevoerd bedrijf is door het niet gebruiken van pesticiden ruimte voor ‘onkruid’ en dus meer biodiversiteit.
Grondstoffen en mineralen
Door de scheiding van de voedselproductie en de verwerking van het organisch afval, die plaatsvonden tijdens de verstedelijking en industrialisatie, is er een zeer milieubelastend en ecologisch gezien inefficiënt systeem ontstaan. Door de voedselproductie worden aan de grond veel stoffen zoals fosfor onttrokken. Vroeger werden deze stoffen door het uitrijden van fecaliën weer teruggebracht in de landbouwgrond en was de kringloop gesloten. Door deze kringloop open te breken is het gebruik van kunstmest noodzakelijk geworden en worden onze rivieren en ons oppervlaktewater overbelast met voedingsstoffen. Opslag of verbranding van slib uit zuiveringsinstallaties is daardoor noodzakelijk geworden.
Stadslandbouw zou een schakel kunnen zijn in de verwerking van gezuiverd stedelijk afvalwater en meststoffen uit gebruikt stedelijk en organisch afval.
Stadslandbouw kan van grote betekenis zijn voor de regenwaterbuffering. De niet-verharde grond laat het regenwater infiltreren en verdampen. Regenwater kan gebufferd worden en gebruikt worden voor het besproeien van de landbouwgronden in periodes van droogte zoals dat nu al in veel kassenbedrijven gebeurt.
Voor de kwaliteit van het grondwater van het stedelijk gebied is het van belang dat zo min mogelijk kunstmest gebruikt wordt.
Grond, vruchtbare aarde
Vruchtbare grond voor stadslandbouw is over het algemeen geen probleem in steden. Steden zijn doorgaans op de meest vruchtbare grond ontstaan omdat mensen zich daar settelden waar ze zich van voedsel konden voorzien. Wel kan de grond in steden vervuild zijn; zeker als oude industrieterreinen omgevormd worden tot stadslandbouwgebieden moet de grondkwaliteit onderzocht en eventueel verbeterd worden.
Het organische groenafval van de steden kan na compostering direct weer gebruikt worden om de grond van voedingsstoffen te voorzien; er hoeven dan minder kunstmatige meststoffen aan de grond toegevoegd te worden. In veel ontwikkelingslanden wordt gebruik gemaakt van afvalwater voor de stadslandbouw. Dit is om hygiënische redenen niet onproblematisch. Afvalwater zou eerst opgewerkt moeten worden door bijvoorbeeld biologische zuivering. Het effluent van een zuiveringsinstallatie kan voor het besproeien van tuinen en velden gebruikt worden. Het afvalwater van wijken kan in een biogasinstallatie bewerkt worden. Opgevangen regenwater kan in alle gevallen gebruikt worden als sproeiwater.
Hittestress en luchtkwaliteit
Uiteraard dragen de niet-verharde en beplante oppervlakken, die gebruikt worden voor stadslandbouw, bij aan de reductie van de stedelijke oppervlaktetemperatuur en dus ook van de luchttemperatuur. Dit geldt zowel voor de tuinen in de directe woonomgeving, op daken, met fruitdragende klimmers begroeide gevels alsook voor de grotere stadsboerderijen. De stadsboerderijen kunnen heel goed deel uitmaken van de groene longen en ventilatienetwerken van de stad. Meer groen heeft een positief effect op de luchtkwaliteit. Stadslandbouw in gebieden nabij vervuilingsbronnen, zoals drukbereden wegen of vervuilende industrie, is problematisch aangezien vervuilingen zoals zware metalen ook in het voedsel terecht zullen komen.
Door stadslandbouw zijn minder vervoers-bewegingen nodig om de stadsbewoner van voedsel te voorzien door de verkoop op boerenmarkten of door de directe verkoop.
Beleving, participatie en zingeving
Veel landbouwbedrijven in de nabijheid van de stad hebben meer functies. Als ze toegankelijk zijn, hebben ze ook een educatieve en recreatieve functie. Agrarisch natuurbeheer, zelfplukmogelijkheden voor fruit en bloemen of een boerderijwinkel completeren het aanbod voor de stadsbewoner en verrijken de stad.
Uiteraard is de wens van de stadsbewoners, om weer een relatie met de aarde te hebben, voor velen een reden om stadstuinen aan te leggen. Inmiddels is wetenschappelijk aangetoond dat contact met natuur en groen rust geeft, stress afbouwt en zelfs genezingsprocessen versnelt. Stadstuinen en het zelf verbouwen van groenten en fruit heeft voor velen een functie van aarding en het vinden van rust, en is ook een plek voor een zekere mate van spiritualiteit.
Tuinieren is voor sommigen een vorm van contemplatie, weg uit de drukte naar het langzame proces van zaaien, laten groeien, verzorgen en oogsten. Het is een proces waar de zorg voor de tuin en de plant voorop staat, geduld, overgave en bestendigheid van belang zijn, in tegenstelling tot ons overactief leven in de stad. Het werken met de handen in de aarde, het voelen, ruiken en proeven is een op alle zinnen gerichte bezigheid die ons uit ons mentale bestaan en al te vaak vervreemde leven haalt. Müller, 2011
Voedsel produceren in en om de stad heeft naast het terugbrengen van een zekere autonomie naar de stad ook het voordeel van het creëren van bewustzijn bij de producenten en de mensen die de boerderijen of tuinen bezoeken. Zelf heb ik meegemaakt in de Delftse kindertuinen dat ouders voor het eerst zagen hoe spinazie groeit en er uitziet; ze kenden alleen de diepvriesspinazie. Kinderen die vanuit hun ouderlijk huis niet gewend waren om groente te eten, leren door het zelf verbouwen en oogsten groente te waarderen. Het is onvoorstelbaar hoeveel groente van een kindertuin van niet meer dan vier vierkante meter in de zomermaanden geoogst kon worden. De kindertuinen als buitenschoolse activiteit zijn een zeer betaalbare activiteit waar ook kinderen van minder draagkrachtige gezinnen aan kunnen deelnemen.
Situatie in Nederland
Een reeds bekende vorm van stadslandbouw is een boerenbedrijf in of in de nabijheid van de stad dat is opengesteld voor een aantal publieksfuncties. Vaak wordt de boerderij voorzien van een boerderijwinkel waar directe verkoop van op de boerderij geproduceerde of aanverwante producten plaatsvindt. Daarnaast kan de boerderij bekeken worden en soms zijn er nog mogelijkheden om zelf te oogsten of zijn er versnaperingen te koop. De stadsbewoners waarderen dit aanbod en maken er in groten getale gebruik van. Het is dan ook van belang dat de stadsboerderijen op een makkelijke en aantrekkelijke manier met de fiets of het openbaar vervoer bereikbaar zijn om auto-overlast en verkeersbewegingen te voorkomen. Stadsboerderijen bieden de bezoekers rust en ruimte en leren hun iets over het groeien en tot stand komen van hun voedsel en hebben dus ook een educatieve functie. De behoefte van de bevolking met betrekking tot stadsboerderijen zijn afhankelijk van de bevolkingsgroep. Gezinnen met jonge kinderen willen graag een kindvriendelijke omgeving en contactmogelijkheden met kleine dieren. Andere stadsbewoners vinden vooral de directe verkoop van verse producten al dan niet biologisch het belangrijkst en/of willen zelf oogsten en meewerken op de boerderij. Voor kinderen van scholen en opvang zijn de speelvoorzieningen en educatieve voorzieningen het belangrijkst. Weer anderen waarderen extra aanbod in de vorm van een combinatie met kunst en cultuur, en ruimte voor cursussen en/of vergaderingen. In Nederland is het gebruik van boerderijen voor zorg een bekend verschijnsel waarvan er in 2005 reeds 500 bestonden WUR, 2006.
Tegenwoordig komt de combinatie boerderij en kinderopvang eveneens vaker voor.
Daarnaast kunnen de stadsboeren ook een taak vervullen in het beheer van openbaar groen en eventueel water.
Niet alleen de stadsbewoners hebben behoefte aan een bezoek aan een stadsboerderij maar ook steeds meer boeren willen hun activiteiten uitbreiden om hun inkomen te verbeteren. Dit is niet altijd gemakkelijk aangezien de meeste boerderijen in het landelijk gebied liggen en voor een publieksfunctie en het bijbehorende verkeer bestemmingsplannen aangepast moeten worden en vergunningen nodig zijn. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid noemt nadrukkelijk deze verbreding een optie voor de boerderijen in of bij het stedelijk gebied: “Het verbindt de stedeling met wat op het platteland gebeurt: zijn voedsel komt er vandaan.” WUR, 2006
Aspecten, die een uitbreiding van stadslandbouw in Nederland in de weg staan, zijn de grote druk op grond in en om de stad. Gemeenten willen niet graag grond aan een boer uitgeven uit angst dat als de gemeentelijke plannen wijzigen de agrarisch-gebruikte grond niet meer tot bouwland getransformeerd kan worden en andersom kopen boeren niet zo graag grond in de nabijheid van een stad uit angst dat ze onteigend en verdreven worden.
De rol van stadslandbouw in een groen-blauwe stad
De reden voor stadslandbouw en de verschijningsvorm van stadslandbouw verschillen. Terwijl stadslandbouw in de ontwikkelingslanden nog een groeiende vanzelfsprekendheid is en het beleid erop gericht is om stadslandbouw te handhaven en uit te breiden, om bijvoorbeeld de megacities te kunnen voeden, is het in de westerse landen soms uiting van een nieuwe lifestyle of een noodzaak om krimp en werkeloosheid te verzachten.
In Amerika zijn in de steden Detroit en New York tuinen aan de minder draagkrachtigen en werkelozen beschikbaar gesteld of in gebruik genomen. In Duitsland en Oostenrijk wordt in veel steden stadslandbouw ondersteund in het kader van duurzame ontwikkeling, maar ook om krimp op te vangen. Steden in Groot-Britttanië hebben al jaren programma’s voor ‘city farming’.
In de actuele discussie omtrent stedenbouw zijn er nieuwe ontwikkelingen die een verduurzaming van de stad en stadslandbouw mogelijk maken. Steden zouden meer opgebouwd moeten worden als celstructuren waarbij groenstructuren als een soort plasma voorzien in de toelevering van grondstoffen en in het verwerken en afvoeren van de afvalstoffen. Daarnaast hebben de samenhangende groene tussenruimten een functie in het structureren van en identiteit geven aan de stad. Deze groene tussenruimten kunnen functies als waterzuivering, stadslandbouw, verzachten van de hittestress, zuurstofproductie maar ook biodiversiteit, recreatie, etc. op zich nemen. Deze gebieden zijn uitermate geschikt voor ecologische stadslandbouwbedrijven en burgertuinen, kinderboerderijen, enzovoorts.
Landbouwkundige overproductie, die enkele jaren geleden nog voorkwam, is nu geen thema meer. Met stijgende voedselprijzen, voedseltekorten en de vraag naar oppervlakken voor de productie van gewassen voor biodiesel is er geen overproductie meer. Aantrekkelijk geïntegreerde landbouwbedrijven kunnen rendabel zijn door directe verkoop van hoogwaardige producten, het aanbieden van extra diensten en de kosten voor het gemeentelijke groenbeheer kunnen verlaagd worden.
In Dessau (Duitsland) zijn de braakliggende oppervlakken omgevormd tot gemeenschapstuinen met fruitbomen waar iedereen kan plukken in moestuingebieden en tot bosoppervlakken die ook een functie hebben voor waterbuffering. De gemeente Dessau heeft al jaren een dergelijk beleid en begeleidt de bewoners die de grond in een ‘Allmende’-systeem zelf beheren. Allmende is een oud Duits systeem van gemeentegronden met bijvoorbeeld fruitbomen en bessen die door de burgers beheerd en gebruikt worden. Müller, 2011
Literatuur
- Danckaert S., Cazaux G., Bas L. & Gijseghem D.; Landbouw in een groen en dynamisch stedengewest; Vlaamse Overheid, Departement Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie, Brussel, 2010
- Deelstra T. & Girardet H.; Urban agriculture and sustainable cities; Thematic Paper, Resource Center on Urban Agriculture and Forestry, Leusden, 2008
- Hermy M., Schauvliege M. & Tijskens G.; Groenbeheer – een verhaal met toekomst; Velt i.s.m. afdeling Bos & Groen, Berchem, 2005
- Müller C.; Urban Gardening – Über die Rückkehr der Gärten in die Stadt; oekom, München, 2011
- UN; Urban environment food, 2010
- WUR (Wageningen Universiteit); Stad en Landbouw een vruchtbare combinatie; PPO, Lelystad, 2006
- Weltagrarbericht; http://www.weltagrarbericht.de/, 2011