Bufferen en infiltreren
Tijdens de industrialisatie en de ongebreidelde groei van de steden is uit hygiënische overwegingen overgegaan tot het afvoeren van het afvalwater en tegelijk hiermee ook in de meeste gevallen het regenwater door middel van ondergrondse riolen. Door de toenemende neerslag in korte perioden ten gevolge van de klimaatverandering zijn de bestaande riolen in veel gevallen niet toereikend. Dit, maar ook de ontdekking dat het schone regenwater niet noodzakelijk in ondergrondse riolen afgevoerd hoeft te worden maar bovengronds houden ook een aanwinst voor een stedelijk gebied kan zijn, leidt recent tot een herziening van beleid en praktijk.
Het beleid met betrekking tot de stedelijke waterhuishouding is altijd het vertragen van de afvoer van het regenwater door het zo lang mogelijk vast te houden of direct te infiltreren. De klimaatverandering veroorzaakt hevigere buien waardoor grotere hoeveelheden regenwater versneld afgevoerd moeten worden. De riolen hebben hiervoor onvoldoende capaciteit en er zullen meer overstorten plaatsvinden als er niet voldoende buffervoorzieningen op wijkniveau gerealiseerd worden. Door de klimaatverandering zijn er daarnaast ook weer langere periodes met heel weinig regen. De grond droogt dan uit en de grondwaterspiegel daalt. In de oude binnensteden met houten paalfundering kan dit paalrot tot gevolg hebben. Het is dan ook zaak om zoveel mogelijk regenwater in de stad vast te houden voor de droge periodes.
Regenwater vasthouden en gebruiken is nog beter dan bufferen of vertraagd afvoeren aangezien dit ook drinkwater bespaart. Dit is in België inmiddels beleid. [Vlario, 2010]
Regenwaterbuffering kan gerealiseerd worden door reductie van het verharde oppervlak, door toepassing van begroeide daken, regenwatervijvers, ondergrondse bassins en decentrale infiltratie.
Voor welke vorm van infiltratie of buffering gekozen wordt is afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem, de grondwaterstand, de kwaliteit van het afstromende water en de beschikbare ruimte voor infiltratie- of buffervoorzieningen.
Het verharde oppervlak kan op twee manieren beperkt worden. Ten eerste door wegen en andere verharde oppervlakken niet groter te maken dan strikt noodzakelijk. Ten tweede door daar waar mogelijk, bijvoorbeeld voor voetpaden en parkeerplaatsen, halfverharding toe te passen. Het reduceren van het verharde oppervlak heeft naast de bufferende werking en de aanvulling van het grondwater nog een aantal andere voordelen. Niet alleen heeft een omgeving met minder verhard oppervlak een levendiger vormgeving, ook wordt het microklimaat verbeterd door verdamping en doordat planten stofdeeltjes uit de lucht filtreren. Het is ook beter voor het bodemleven. Er ontstaan leefgebieden voor planten en dieren, zowel aan het oppervlak als in de bodem.

Waterbalans bij onverhard oppervlak:
- veel verdamping door beplanting
- veel vertraagde afvoer via ondiep grondwater
- weinig afstroming via oppervlak
Invloed van verharding op de waterbalans:
- weinig verdamping
- weinig wegzijging naar grondwater
- sterk vergrote afstroming via oppervlak
